Levensloopregeling onbetaald verlof

Levensloopregeling onbetaald verlof

Per 1 januari 2006 is de levensloopregeling ingevoerd waarmee werknemers kunnen sparen voor periodes van onbetaald verlof of om eerder te stoppen met werken. Wat houdt deze regeling in?

Inhoud levensloopregeling
Het recht op een levensloopregeling is wettelijk verankerd in de 'Wet Aanpassing Fiscale Behandeling VUT/prepensioen en introductie Levensloopregeling' die per 1 april 2005 onder meer is uitgewerkt in een Wijziging van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001'. Per jaar mag maximaal 12 procent van het bruto jaarsalaris in geld en/of verzilverde tijd worden gestort op de levenslooprekening van de werknemer. Over de aanspraak wordt een rentevergoeding berekend. De maximale opbouw van het spaartegoed op de levenslooprekening (exclusief de rente) is gesteld op 210 procent van het bruto jaarsalaris. Dit staat gelijk aan 2,1 jaar verlof tegen het volledige inkomen of 3 jaar tegen 70 procent van het laatste inkomen. Voor werknemers die op 1januari 2006 51 jaar, maar nog geen 56 jaar zijn komt er een overgangsregeling.

Voor hen vervalt de voorwaarde dat binnen de levensloopregeling in het kalenderjaar niet meer dan 12 procent van het loon van dat jaar mag worden gespaard. Zij mogen dus per jaar meer sparen. Over de opbouw van het tegoed in de levensloopregeling wordt geen loonbelasting geheven.

Er hoeft pas loonbelasting te worden betaald als de gespaarde tegoeden worden opgenomen (omkeerregel). Over de inleg in de levensloopregeling zijn wel premies voor de werknemersverzekeringen verschuldigd. Hierdoor heeft sparen via de levensloopregeling geen gevolgen voor de hoogte en duur van een eventuele WW- of WAO-uitkering. Bij de berekening van de hoogte van deze uitkeringen wordt namelijk gekeken naar het loon inclusief de inleg in de levensloopregeling.

De werknemer kan geld uit zijn brutosalaris storten op zijn levenslooprekening, maar kan deze rekening ook op andere wijze aanvullen. Zo kan hij vakantiedagen op de levenslooprekening storten, mits de werkgever op verzoek van de werknemer de waarde van deze dagen omzet in geld.

De werkgever moet hiervoor toestemming geven. Reeds opgebouwde vakantierechten blijven naast dit levenslooptegoed gewoon bestaan en tellen niet mee voor het op te bouwen maximumtegoed in de levensloopregeling.

Inhoud verlofvormen

De levensloopregeling kan worden gebruikt voor elke vorm van verlof zoals: zorgverlof, sabbatical leave, verlof voor stervensbegeleiding, ouderschapsverlof en educatief verlof. Maar ook voor verlof om te reizen, verlof voor vrije tijdsbesteding of voor (deeltijd)pensioen. Een werknemer kan zelfs een inkomensachteruitgang ten gevolge van het verminderen van het aantal arbeidsuren (deeltijdfunctie), dan wel het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie met het levenslooptegoed financieren. Deze financieringsvorm is alleen mogelijk als de deeltijdfunctie dan wel de lager gekwalificeerde functie aanvangt tien jaar direct voorafgaande aan de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum.

Bovendien mag het met het levenstegoed gefinancierde verlof tezamen met het eventueel daarnaast genoten salaris niet uitgaan boven het laatstgenoten salaris van de werknemer. De werkgever mag geen uitvoeringsregels stellen aan hoe een werknemer het levenslooptegoed moet besteden. De werkgever kan bijvoorbeeld niet dwingend voorschrijven dat het levenslooptegoed moet worden aangewend voor bijvoorbeeld vervroegde uittreding. Overige uitvoeringsregels mogen wel gesteld worden door de werkgever. Als de werknemer bijvoorbeeld besluit het tegoed aan te wenden voor educatief verlof mag de werkgever hieraan wel voorwaarden verbinden.

Dit hangt samen met het feit dat geen wettelijk recht op het verlof bestaat. Behoudens wettelijke verlofrechten zoals zwangerschapsverlof, bevallingsverlof, ouderschapsverlof en kortdurend zorgverlof heeft de werknemer geen recht op verlof. Over het opnemen van het verlof moet overleg met de werkgever plaatsvinden, tenzij het gaat om een wettelijk recht op verlof zoals ouderschapsverlof.

Op grond van artikel 7:611BW 'goed werkgeverschap' kan een werkgever een verzoek tot onbetaald verlof niet zonder meer weigeren. De wederzijdse belangen zullen daarbij moeten worden afgewogen.

Geen werkgeversbijdrage

De wet maakt het mogelijk dat werkgevers meebetalen aan de levensloopregeling van hun werknemers. Zoals de meeste ondernemingen in de branche zal Werkwijzer Uitzendbureaus geen bijdrage betalen aan werknemers, aangezien geen enkele invloed kan worden uitgeoefend op de besteding hiervan. Bovendien zal de Belastingdienst een eventuele bijdrage alleen goedkeuren als de werkgever geen enkele voorwaarde stelt aan het moment van opnemen van het verlof en de werkgeversbijdrage ook wordt betaald aan werknemers die niet meedoen aan de levensloopregeling.

Extra belastingkorting

Werknemers krijgen recht op een extra belastingkorting van maximaal 183 euro per gespaard jaar bij opname van het tegoed. Na opname van het verlof, mag het tegoed weer volledig worden aangevuld. Een werknemer mag de levensloopregeling zo vaak voor onbetaald verlof gebruiken als hij wil. Werknemers die hun tegoed op de levenslooprekening gebruiken om ouderschapsverlof te financieren, krijgen een belastingvoordeel via een heffingskorting. Deze korting bedraagt de helft van het minimumuurloon per opgenomen verlofuur. Momenteel komt dit neer op ongeveer 632 euro per maand bij voltijd ouderschapsverlof. Om voor de ouderschapsverlofkorting in aanmerking te komen, moeten werknemers wel deelnemen aan de levensloopregeling.

Eerder stoppen met werken of werken in deeltijd

Het spaartegoed kan worden aangewend voor het financieren van verlof dat opgenomen wordt voorafgaand aan de pensionering. Wanneer het spaartegoed nog niet is opgenomen als een werknemer met pensioen gaat, dan wordt het opgebouwde tegoed op de dag voordat het pensioen ingaat als bedrag ineens uitgekeerd aan de werknemer. Dan wordt ook de opgebouwde extra korting per jaar (183 euro) over de gespaarde jaren uitgekeerd. Het bedrag wordt bij opname belast als loon uit vroegere dienstbetrekking. Er moet in1 keer belasting over het hele spaartegoed worden betaald. Als er sprake is van een pensioentekort is het ook mogelijk om het restant van het levenslooptegoed aan het pensioen toe te voegen. De extra verlofkorting van 183 euro is dan niet van toepassing.

Levensloop of spaarloon
Werknemers moeten per jaar kiezen of zij deelnemen aan de spaarloonregeling of aan de Levensloopregeling. Gelijktijdig geld inleggen in beide regelingen is niet toegestaan. Levensloop sparen is voor de werkgever 10 procent goedkoper dan spaarloon. De eindheffing voor spaarloon voor de werkgever is namelijk in 2005 verhoogd naar 25 procent. Bij levensloop sparen bedragen de premies werknemersverzekeringen 15 procent, Er mag alleen gestart worden met spaarloon per 1 januari van het kalenderjaar. Dus als iemand per 1 februari in dienst komt, kan hij in dat jaar niet meer aan de spaarloonregeling deelnemen. Met de levensloopregeling kan op elk moment van het jaar gestart worden. De toets van de maximale opbouw van het spaartegoed (210 procent van het bruto jaarsalaris) vindt plaats op 1 januari van een jaar.

Verzekeraar

Werkgevers kunnen een collectief contract afsluiten voor een levensloopproduct met een bank of verzekeraar. Deelname door werknemers aan dit collectieve contract is echter niet verplicht. Uiteindelijk bepaalt de werknemer zelf bij welke instelling hij de levenslooprekening- of verzekering wil onderbrengen. De levensloopregeling is een individuele financieringsregeling. De werknemer is volledig vrij om te bepalen of hij deelneemt en of hij wel of niet wil deelnemen aan een eventuele collectieve levensloopregeling en bij welke aanbieder hij zijn geld wil onderbrengen. De werkgever is verplicht mee te werken aan de keuze van de werknemer.

Arbeidsongeschiktheid

Indien een werknemer gedurende zijn met levensloop gefinancierd verlof langdurig ziek wordt, bestaat er voor de werkgever geen loondoorbetalingverplichting. De werknemer heeft namelijk alleen recht op doorbetaling van loon indien hij de bedongen arbeid niet heeft verricht wegens ziekte. Nu er gedurende de verlofperiode geen arbeid is bedongen, bestaat er voor de werkgever geen loondoorbetalingverplichting. Indien de ziekte na afloop van het verlof voortduurt en de arbeidsovereenkomst gedurende het verlof in stand is gebleven, zal na afloop van de verlofperiode wel een recht op loondoorbetaling ontstaan als ware het de eerste ziektedag. Dit aangezien het niet verrichten van de bedongen arbeid op dat moment niet langer gelegen is in de verlofafspraken, maar voortvloeit uit de verhindering om arbeid te verrichten wegens ziekte.

Uitbetaling gedurende het verlof

Indien de werknemer toestemming heeft om met een levensloopregeling gefinancierd verlof op te nemen, zal de dienstbetrekking in stand blijven en zal de instelling waar de levenslooprekening is ondergebracht het levenslooptegoed periodiek overmaken naar de werkgever, zijnde de inhoudingsplichtige, ter betaling van het tegoed aan de werknemer gedurende de periode van het verlof. Het levenslooptegoed wordt bij opname fiscaal als salaris belast en de werkgever blijft verantwoordelijk voor de loonheffing tijdens het verlof. Het levenslooptegoed zal dus door de werknemer op dezelfde wijze als het salaris worden ontvangen. Over het ingehouden salaris dat op een levenslooprekening wordt gestort, worden premies voor de werknemersverzekeringen afgedragen. Bij opname van het levenslooptegoed zijn dus niet opnieuw werknemerspremies verschuldigd. De verlofperiode wordt dus voor wat betreft de werknemersverzekeringen op dezelfde wijze behandeld als onbetaald verlof. Over betaling van pensioenpremies tijdens het verlof kunnen werkgever en werknemer samen afspraken maken. Meer informatie over de levensloopregeling is te vinden op:

www.levensloopregeling.szw.nl

www.levensloopwijzer.szw.nl

Vind op onderwerp